India Reisverslag

Dag 20, Varanasi

Vandaag konden we heerlijk uitslapen, wat ook hard nodig was na de vroege ochtendrit van gisteren. Bij het wakker worden zien we dat de zon buiten hard zijn best doet de aarde te bakken. Inclusief ons. Zodra we een voet buiten het hotel zetten brandt de zon op ons hoofd.  Het voordeel is dat de straten ‘schoon’ zijn. Het nadeel is dat je nog geen twee stappen kan zetten zonder uitgedroogd te zijn of verbrandt te worden.

            Bij de ghats aangekomen gaan we zitten en zetten we ons parasolletje op. We kijken rustig naar het leven wat zich op de ghat voor ons uitstrekt. Vrouwen in kleurige gewaden, mannen met tulbanden, bootjes en rieten parasollen. En dan weer een hoop heisa en geschreeuw. We begrijpen er niets van. Mensen rennen naar een boot. Er wordt een natte, slappe jongen uit het water getrokken. De jongen wordt een boot ingedragen en een boel mensen verdringen zich voor de boot. Dat zag er niets goed uit! Even later komt de jongen zelf naar buiten gelopen, doet een paar stappen en geeft dan een heleboel water over [ik weet precies hoe hij zich voelt]. Zijn vader komt aanrennen en spreekt hem stevig toe.

Michiel en ik kijken elkaar aan en realiseren ons wat we zojuist zagen.

We besluiten nog wat te winkelen. En zo vullen we laatste dag in Varanasi. De laatste souvenirs worden ingekocht. De laatste keer wordt naar de ghat gekeken. En zo nadenkend, we hebben al voor het laatst in een hotel geslapen. De reis is bijna ten einde. De reis van mijn dromen, met de man van mijn dromen, door het land van mijn dromen. Van binnen ben ik een klein beetje treurig. Ergens ben ik blij dat we bijna naar huis gaan. Hier heb je nergens rust. Hier ben je nooit alleen. Hier is niets schoon. Maar ergens wil ik niet naar huis. Hier ben ik ontspannen. Hier is alles anders. Hier maak je je niet druk om je uiterlijk. Hier kun je nooit jaloers zijn.

            We keren terug naar het hotel, waar we onze tassen klaar zetten en in de lobby gaan zitten. We lezen de krant en verschillende Engelstalige tijdschriften. Na ongeveer een uur is het tijd om naar het station te gaan. De nachttrein zal ons naar Delhi brengen.

Bij aankomst op het station is het nog licht en ik ga wat bananen, chips en cola kopen. Ons geld is bijna op, en dat is maar goed ook. Morgen gaan we terug naar huis. Terug in de trein wordt het in een mum van tijd donker. En dan, langzaam maar onaangekondigd, vertrekt de trein. We rijden naar Delhi.

 

Denkend aan onze goede ervaring met de nachttrein naar Jaisalmer denk ik dat deze nacht weer heerlijk wordt. Niets is minder waar, nu zitten er twee Indiërs in onze coupé die de hele nacht gaan zitten praten. Maar wel alsof ze doof zijn. Ze schreeuwen. Zo ongeveer onze hele reisgroep heeft er iets van gezegd, maar het heeft geen baat. Ze zeggen telkens ‘oké oké’ en gaan vervolgens leuk door. Ik ben woedend, erger me dood, zelfs door mijn oordopjes hoor ik hun ‘discussies’ zoals ze het zo mooi noemen. Na een eeuwigheid val ik eindelijk in slaap, maar dit mag niet lang duren. Rond 2 uur staan we stil op een station waar elke twee minuten een prachtige boodschap wordt omgeroepen. Heel hard uiteraard. Ook al is het 2 uur ’s nachts. Deze nacht is het zwaarst van de hele reis en mijn humeur wordt er niet beter op.

Lees verder...